Start van hoofdcontent
nl

Column: Het lichtje dat we bijna verloren

19 november 2025, 12.32 uur
Door Edo van Eekeres · Foto: Streekomroep_West-Friesland

Op 11 november was het Sint-Maarten. Het feest heeft iets magisch — elk jaar weer. Dat vroege novemberdonker, waarin het ineens gonst van kleine stemmetjes en flakkerende lampions die door de straten trekken. Een stoet vol verwachting, glanzende ogen achter gekleurd papier. “Sint Maarten, Sint Maarten, de koeien hebben staarten…” — het klinkt uit honderd kelen tegelijk, schril en schel, maar o zo oprecht.

Als ouder loop je ernaast, iets gebukt tegen de wind, met een paraplu die het steeds bijna begeeft. Je hoort de stemmen van de kinderen, soms zuiver, soms vals, maar altijd vol overgave. Van deur tot deur, van licht naar licht, met zakken die langzaam zwaarder worden van het snoep en vingers die steeds kleveriger worden.

En ergens, tussen de koude regen en de warme lantaarns, gloeit iets dat je herkent: herinnering. Want ooit liep je daar zelf. Met een lampion van school, gemaakt van wasknijpers, ijzerdraad en een theelichtje dat al bij de eerste regendruppels uitging. Je had nog lucifers bij je — geen batterijen. En als je geluk had, stak iemand de vlam voorzichtig weer aan onder de luifel van een voordeur. De geur van nat papier, van uitgewaaide kaarsen — dát was Sint-Maarten.

Nu hebben de meeste lampionnen ledlampjes en krijgen de liedjes soms een rapstukje mee — zelf verzonnen en vol bravoure: “Sint-Maarten met z’n snoep, ik ben vrolijk, stapte in de poep!” Ik glimlach: zo hoort het. Elke generatie geeft het feest opnieuw vorm; het leeft omdat het verandert. En achter al die nieuwe vormen blijft hetzelfde oude verhaal meeklinken: dat van Maarten, de soldaat die zijn mantel deelde met iemand die het koud had. Delen zit in de kern van Sint-Maarten — al eeuwenlang.

En toch…je gelooft het niet als je hoort dat in Haarlem kinderen — kinderen! — zijn overvallen terwijl ze snoep ophaalden. Door gemaskerde tieners nog wel. Snoep geroofd. Lampionnen kapot. Een meisje naar het ziekenhuis. Dan stokt je adem. Niet van de kou, maar omdat er iets van onze beschaving afbrokkelt.

Hoe komen we hier terecht? In een wereld waar zelfs een kinderlied in de regen niet meer veilig is? Waar je een plastic zak vol lekkers moet beschermen alsof het goud is?

Sint-Maarten is het feest van delen. Van licht dat je doorgeeft, niet afpakt. Van elkaar zien in het donker. En juist daarom voelt het alsof er iets wezenlijks beschadigt wanneer dat eenvoudige gebaar — geven, niet nemen — wordt vertrapt.

Maar in Hoorn hoorde ik die avond in mijn straat nog volop gezang. Kleine stemmen, een beetje verlegen. Iemand riep “Dank u wel!” en rende lachend de stoep af. En ik dacht: dit is precies wat het mooi maakt.

Misschien is dat de hoop van Sint-Maarten: dat er steeds weer iemand is die iets doorgeeft. Een ouderhand, een kind dat het donker trotseert om te zingen, iemand die gelooft dat delen nog steeds kan.

En zolang er ergens een lampion brandt — en een kind blijft zingen — is het nog niet verloren.