West-Friesland is druk bezig met de toekomst. Overal wordt gebouwd, verbouwd, vernieuwd. De dorpen en steden worden “klaargemaakt voor morgen” — maar soms vraag ik me af: voor wie precies?
We hebben het over leefbaarheid alsof het een vanzelfsprekendheid is, een toverwoord dat elk bouwplan goedpraat. Maar leefbaarheid is geen beleidsdoel. Leefbaarheid is: kunnen leven. En dat lukt in onze dorpen en steden niet voor iedereen even goed.
De afgelopen weken ondervind ik dat aan den lijve. Door een lichamelijk ongemak loop ik tijdelijk met een stok. Niet omdat ik mijn benen niet vooruit kan zetten, maar om niet te vallen. En dat simpele hulpmiddel heeft mijn blik voorgoed veranderd.
Plots zie ik wat ik eerder niet zag: stoepen die golven als de zee, scheve klinkertjes waar je over struikelt, verkeerspaaltjes op precies de verkeerde plek. Soms moet ik slalommen om überhaupt vooruit te komen. En dan denk ik: als ík dit al lastig vind met een stok, hoe moet het dan zijn voor iemand in een rolstoel?
We houden onszelf graag voor dat onze steden en dorpen toegankelijk zijn. Maar dat zijn ze vooral in beleidsstukken. In de praktijk blijkt het een parcours van goede bedoelingen. En ja, ik hoor het argument al: “Het zijn historische centra, die kun je toch niet zomaar aanpassen?” Nee, maar we passen wél zonder aarzeling het straatbeeld aan voor een terras, een laadpaal of een reclamebord. Voor winst is altijd ruimte — voor wielen vaak niet.
Nieuwe wijken verrijzen met gladde klinkers, smalle stoepen en bushaltes die nét te ver liggen voor wie slecht ter been is. De ontwerper dacht waarschijnlijk: het ziet er modern uit. Maar modern is niet per se hetzelfde als toegankelijk voor de beperkte medemens.
Over iets zo basaals als een openbaar gehandicaptentoilet in de binnenstad van Hoorn worden eindeloze vergaderingen gevoerd. Niet over de noodzaak, maar over de kosten. Het Kerkplein werd keurig heringericht, maar pas daarna kwam het gesprek over een openbaar toilet. En daar wringt het: toegankelijkheid wordt nog te vaak afgewogen in euro’s in plaats van in menselijke waarde.
Dat wordt pijnlijk zichtbaar in de manier waarop we zelfs zo’n essentiële voorziening zo moeizaam van de grond krijgen. Vijf jaar later is er nog steeds geen algemeen openbaar toilet dat volledig rolstoeltoegankelijk is — ondanks de vele plannen en debatten. En toen alles eindelijk geregeld leek, stokte het opnieuw — de leverancier kan pas maanden later leveren.
Intussen is degene die afhankelijk is van een gehandicaptentoilet de dupe.
In Medemblik is het beeld niet veel beter. Het aantal openbare toiletten is er op één hand te tellen, en geen daarvan is dag en nacht toegankelijk. De plannen voor een nieuwe voorziening slepen al jaren voort — vertraagd door discussies over geld en verantwoordelijkheid. Wie afhankelijk is van een aangepast toilet, moet zijn bezoek zorgvuldig plannen of het risico nemen dat er simpelweg geen plek is. Zo wordt iets basaals als naar het toilet gaan een kwestie van beleid, niet van menselijkheid.
In Enkhuizen lijkt het iets beter geregeld. Daar werkt de gemeente samen met de app HogeNood, zodat bezoekers snel een toilet kunnen vinden — ook rolstoelvriendelijke. Maar zelfs daar blijft de toegankelijkheid wisselend. Het toont hoe kwetsbaar zelfs goedbedoelde initiatieven zijn, en hoe weinig er nodig is om mensen letterlijk buiten te sluiten.
In West-Friesland zijn er ervaringsdeskundigen die precies weten wat er beter kan, maar zelden worden ze geconsulteerd voordat de plannen definitief zijn. Toegankelijkheid wordt ontworpen vanachter een bureau, niet vanuit een ervaringsdeskundigheid. Het is alsof je een brug ontwerpt zonder de rivier te bekijken.
Wat stoort, is dat we toegankelijkheid nog steeds behandelen als iets extra’s — een royaal gebaar in plaats van een fundamenteel recht. Een hellingbaan wordt gepresenteerd als een prestatie. Een gehandicaptentoilet als bewijs van maatschappelijke betrokkenheid. Maar toegankelijkheid is geen gunst. Het is een graadmeter van beschaving.
Misschien moeten we ophouden met praten over “toekomstbestendige steden” en het hebben over mensbestendige steden. Waar beleid niet begint bij eenPowerPoint, maar bij een straat. Waar iemand met krukken, een stok, rollator of rolstoel niet de uitzondering is, maar de maatstaf.
Want vooruitgang is niet dat je sneller kunt lopen. Vooruitgang is dat je naast elkaar kunt blijven gaan — ook als de één wielen heeft en de ander benen.