Het Martinuscollege in Grootebroek ving vanaf 2022 een groep van bijna veertig Oekraïense kinderen op. Hoe is dat de afgelopen twee jaar gegaan? Coördinator Antoine Reijns vertelt op de laatste dag voor zijn pensioen over de leerlingen en hun tijd in Grootebroek.
Eigenlijk kon West-Friesland de opvang van Oekraïense kinderen in het schoolsysteem niet aan. Twee aangewezen middelbare scholen, SG Newton in Hoorn en De Dijk in Medemblik, zaten al snel op maximumcapaciteit. Het Martinuscollege sprong te hulp. Zo ontstond in Grootebroek de Oekraïne klas, waar tussen de twintig en veertig leerlingen hun eerste stappen in het Nederlandse onderwijs maakten.
"De leerlingen kwamen natuurlijk al naar ons land onder traumatische omstandigheden", vertelt Reijns. "Wij sprongen met ze in het diepe en hadden - zeker in eerste instantie - niet de expertise om met de complexiteit van de uitdaging om te gaan. En los van alle problemen waar die kinderen mee worstelden was er ook nog de cultuurschok."
"Op onze school is de leraar meer een 'vriend' waaraan je vragen mag stellen", gaat hij verder. "In Oekraïne was dat juist iets wat je niet deed. Dat maakt je als leerling kwetsbaar. Het wekt de suggestie dat je iets niet weet. Ook was het voor bijna de hele groep moeilijk om de motivatie te vinden om hier hard te werken, terwijl je misschien binnen afzienbare tijd weer terug gaat. De Oekraïense kinderen konden dan ook moeilijk landen."
Meer dan zestien uur taalles werkt niet
De verschillen maakten het vooral het eerste jaar lastig. Ook was er weinig ondersteuning vanuit de thuissituatie. Reijns: "Die ouders - meestal alleen de moeders - waren natuurlijk ook in shock. We gaven de groep soms ruim dan 20 uur per week Nederlandse taallessen. Dat bleek teveel. Meer dan 16 uur in de week doen we nu niet meer."
Desondanks bleef de taalbarrière bestaan. Dat veroorzaakte problemen. "We moesten ze in een eigen, aparte klas onderbrengen. Ze trokken naar elkaar toe in de pauzes, waren continu online met hun vrienden en familie die waren achtergebleven in de oorlog, maakten tekeningen van geweldsituaties en waren kwetsbaar voor pesterijen. Dat zorgde voor een isolement. En dan waren de meeste leerlingen ook nog de hele avond en de halve nacht bezig met online-onderwijs vanuit Oekraïne."
Speciale uitjes
Reijns stelt dat ze ondanks alle problemen toch veel bereikt hebben. "We hebben er hard aan getrokken om de leerlingen goed op te vangen. Met ons team zijn we zeer betrokken bij die kinderen en hun sores", vindt de afscheidnemende coördinator. "Zo werken we samen met jongerencentrum Inventas, zijn fietslessen georganiseerd en zijn we begonnen met tafeltennis workshops in De Kloet."
"Ook kregen er een geweldige teamlid bij: Olga, een van de moeders. Ze was universitair docent in Odessa en heeft geweldig werk verricht in motivering en begeleiding van die kinderen. Desondanks zijn de meesten van de Oekraïense leerlingen terechtgekomen op het vmbo. Dat heeft echt te maken met gedrag- en aanpassingsproblemen. Want het grootste deel van die groep hoort daar wat hun capaciteiten betreft niet thuis."
Op maat hulp bieden
Nenette Dieleman heeft inmiddels in opdracht van het koepelbestuur onderzoek gedaan naar de instroom van anderstaligen in het onderwijssysteem. "Haar conclusie was dat er een Eerste Anderstaligen Opvanglocatie moet komen in het oosten van West-Friesland. Het Martinuscollege zou zo een lokatie kunnen zijn."
"Zo een faciliteit kan veel meer op maat onderwijs aanbieden in de vakken Nederlands, rekenen, wiskunde en Engels", gaat Reijns verder. "Maar ook aandacht hebben voor het geestelijk welbevinden van die leerlingen en in een vroeg stadium hulp kunnen inroepen bij het constateren van problemen. Ik ben vanaf het begin betrokken geweest bij de opvang van de Oekraïne leerlingen op onze school. En ik kan het alleen maar totaal met die conclusie eens zijn."